Afgelopen week fietste ik met 2 kids naar de winkel voor wat kleine boodschappen. Het zonnetje scheen. Ineens, zomaar uit het niets kwam de vraag, of ik met ze naar het kerkhof wilde gaan?

Goh, tja, waarom ook niet?! Als jullie dat willen, dan doen we dat. Jaaaaa, riepen ze beide in koor. Bakfiets dus gekeerd en richting het kerkhof vervolgde we onze weg. Ik gaf ze eerst nog wel een duidelijke uitleg dat een kerkhof geen plek is voor uitbundigheid, geschreeuw, hard rennen of plezier. Een kerkhof is een plek waar het lichaam van dode mensen ligt, zodat nabestaanden ze nog kunnen bezoeken. Dus respect voor de doden en voor de nabestaanden, dat is belangrijk. Jaaaa mam, klonk het wederom in koor.

Nieuwsgierige vragen op het kerkhof

Lichtelijk zenuwachtig betreden we met drietjes het vredige kerkhof. Als dat maar goed gaat bedenk ik me. Beide pakken mijn hand vast en daar lopen we onder de grote, en toepasselijke treurwilg door. Ze kijken om zich heen en stellen vragen zoals; “wie ligt daar” en “wie is die meneer” (wijzend op een portret van Jezus). Of; “wauw, wat mooi zeg”! (Ava is onder de indruk van een graf vol kleurrijke mozaïek steentjes en wijst me er op dat het ook nog in haar lievelingskleuren is). De dood, zo zeg ik ze, hoort bij het leven. Iedereen gaat dood. Dan stopt je lijf er bijvoorbeeld mee (meestal als je oud bent). De ziel gaat dan naar de hemel en het lichaam blijft hier achter. Het lichaam kan dan hier begraven worden, of verbrand zodat je het as kunt uitstrooien. Net zoals bij opa Jack vervolg ik de uitleg.

We wandelen samen rustig langs graven en ik vertel ze de namen van de overledenen, of hoe oud de mensen waren. Soms zijn het ook kinderen, maar gelukkig vaak mensen die hun leven lange tijd hebben geleefd. Ze praten over opa Jack en opa Rob die beide ook in de hemel zijn en dat ze het verdrietig vinden voor hen. Ik vertel ze dat dat mag, maar dat het voor de opa’s ook goed is nu. Ik zeg ze dat ik er ook verdrietig van ben dat ze hen niet meer hier hebben kunnen leren kennen. Maar dat ik zeker weet dat ze vaak bij hen zijn en trots op hen zijn. Daar zo lopend, probeer ik het zo normaal mogelijk en luchtig mogelijk te benaderen, omdat het dat ook is wat mij betreft. Toch voelt het ook beladen. 

Als ik dood ben, kom je me dan iedere dag bezoeken?

Ik ben onder de indruk van de manier waarop ze vragen stellen en hoe rustig ze zich gedragen. Toch heeft Kaya zin om het op een lopen te zetten waardoor ik hem ineens kwijt ben. “Nee toch”, denk ik! “Ik ben mijn kind toch zeker niet kwijt op een kerkhof”?! Gelukkig is hij nog niet ver weg, wat mij betreft is het nu wel tijd om naar huis te gaan. Wanneer we terug naar de bakfiets lopen staat Ava stil en vraagt; “mam, als ik dood ga, kom je me dan iedere dag bezoeken”? Ik moet slikken, pak haar stevig beet en zeg haar dat ik natuurlijk iedere dag naar haar toe zou komen. Maar dat ze zich geen zorgen hoeft te maken, omdat ze eerst nog een heel oude oma mag worden. En dat het veel waarschijnlijker is dat wij veel eerder dood gaan, bespaar ik haar ook maar voor dit moment. 

Als ik ze in de bakfiets zet is het nog tijd voor een wijze les, besluit ik. “Lieverds”, zeg ik, “wat hebben jullie het goed gedaan op het kerkhof. Mama wil jullie nog even zeggen dat jullie je geen zorgen hoeven te maken. Iedereen gaat ooit dood maar zolang we hier zijn is het de bedoeling dat we het leven, leven. Dat we samen nog veel plezier maken en leuke dingen doen. Ik geef ze nog een dikke knuffel, zeg ze hoeveel ik van ze hou en hoop dat hun vragen over de dood beantwoord zijn voor nu. Ik hoop vooral dat ze beseffen hoe waardevol het leven is en dat het ze lukt om dezelfde levendigheid voor het leven te behouden als die ze nu hebben. En voor mezelf hoop ik dat het me ook lukt om dezelfde levendigheid voor het leven te gaan voelen, zoals zij die nu hebben.