Volg het witte konijn

Volg het witte konijn

Waarschuwing: ik viel in het konijnenhol en tuimelde heel ver naar beneden. Net zoals Alice in Wonderland. Het kleine, nieuwsgierige meisje met haar grote fantasie. Ze is de afgelopen tijd vaak in mijn gedachten. Wil je weten waarom? Volg dan het witte konijn en spring mee naar beneden, heel diep naar beneden, het donkere konijnenhol in op weg naar Wonderland.

Naar beneden vallend in het duistere hol, is niets wat het lijkt. Hoe dieper we vallen, hoe vreemder alles lijkt te worden. Net zoals Alice, die tijdens haar val na dacht over alles wat ze ooit had geleerd en alles wat ze wist. Met iedere meter die ze viel, kwam ze er steeds meer achter dat er niets meer van klopte, het klopte niet. HET KLOPT NIET!  

Iedereen is gek in Wonderland

Aangekomen in Wonderland lijkt alles zo mogelijk nog vreemder. De wereld zoals we die normaal verwerken en als normaal zien, is daar omgekeerd. Een wonderlijke plek vol vreemde theepartijtjes, een koningin die iedereen wil onthoofden en een waterpijp rokende rups. Wanneer Alice de Kolderkat (Chestshire cat) met zijn ondeugende grijns ontmoet, zegt hij haar dat in Wonderland iedereen gek is, zij dus ook. En als wij de gekke kat mogen geloven, ben ik, en jij dat nu dus ook. Want anders zouden we hier nu niet zijn! Eerlijk gezegd hoop ik ook dat jij gek bent. Hoe meer mensen namelijk gek zijn in dit Wonderland, hoe normaler dat het wordt. En als iedereen gek is, zijn we dan allemaal normaal?!

Alice is de weg kwijt geraakt en vraagt aan de kat welke kant ze op moet. Zijn antwoord is dat het afhangt van waar ze naartoe wil. Wanneer ze antwoordt dat dat niet zoveel uitmaakt, zegt de kat dat het dan ook niet uitmaakt welke kant ze op gaat. “Zolang ik maar ergens kom”, reageert Alice. “Oh, maar dat kom je sowieso. Als je maar lang genoeg loopt”. 

Collectief de weg kwijt zijn

Ondanks dat het sprookje van Alice een sprookje is, kunnen we er wel herkenning in vinden. Terugkijkend op de afgelopen tijd is het voor mij vooral een periode geweest om af te stemmen welke kant ik in het leven op wilde gaan. Volgens mij heeft de afgelopen periode van ieder van ons gevraagd om naar binnen te keren en daar te voelen welke richting we ten diepste op wilde gaan. Wellicht was het tijd om collectief de weg kwijt te raken. Want wanneer je verdwaald bent, ga je als vanzelf weer zoeken naar de weg. En die weg, die loopt altijd eerst naar binnen. Wanneer we op individueel niveau naar binnen keren, zijn we in staat om op collectief niveau naar buiten te treden.

Het sprookje van Lewis Carroll is gebouwd op de afwezigheid van logica. Iets waar ik me de afgelopen jaren in deze werkelijkheid ook vaak over verbaasd heb. Het werd steeds vreemder en vreemder. Net zoals het meisje in dit sprookje, heb ik mezelf vaak afgevraagd of ik nou gek geworden was. Maar wat is gek? Als gek zijn betekend dat je visie afwijkt van het reguliere, dan ben ik met alle liefde gek. Normaal is ook maar een kader, afhankelijk van tijd, plaats en gevormd door bijvoorbeeld overheid en media. 

Volg de richting van je morele kompas

We kunnen van Alice leren om af en toe buiten de reguliere kaders te kijken en alles wat we hebben geleerd, al is het maar voor even, los te laten. Om het aan te durven om te twijfelen aan onze opvatting van normaal en te beseffen dat er niet één absolute waarheid is. Laten we net als Alice het witte konijn blijven volgen. Het zal een gids zijn en ons de weg wijzen naar onze innerlijke spirituele wereld. Alice leerde om netjes de regels te volgen. Laten wij, wanneer we dat doen, nog wel luisteren of die overeenkomen met de richting van ons interne, morele kompas. Omdat de weg via die route altijd de juiste is.

Ik verwonder me dagelijks, maar had me Wonderland heel anders voorgesteld. Ik hoop daarom nog steeds, om net zoals Alice, wakker te worden uit een verwarrende droom. Niet om terug te keren naar het oude normaal, maar wel om wakker te worden in een nieuw normaal. Een wereld waarin we zijn zoals Alice; nieuwsgierig, onderzoekend en open voor verwondering. 

De kracht van de wolf – editie 2 HX magazine

De kracht van de wolf – editie 2 HX magazine

Iedere avond voor het slapen gaan, vertel ik onze dochter van 4 een verhaaltje. Er is dan ook altijd ruimte voor haar om te vertellen wat er in dat kleine hoofdje om gaat. Vandaag verteld ze me dat ze onlangs heeft gedroomd over een wolf, waardoor ze nu bang is om te gaan slapen. Niet verwonderlijk, aangezien de wolf in sprookjes nogal een slechte reputatie heeft. 

Bij roodkapje verslindt hij eerst haar zieke grootmoeder met huid en haar, om vervolgens haar kleindochter om de tuin de leiden, met de intentie dat ze haar grootmoeder snel weer zal zien. In zijn rond gegeten buik welteverstaan. Bij de zeven geitjes gaat het er al niet veel rooskleuriger aan toe. Ook daar zien we een wolf in schaapskleren. Of in dit geval een wolf in geitenkleren, wanneer hij zich voor doet als hun lieve moeder, om zijn honger te kunnen stillen, door zich te goed te doen aan heerlijke geitenboutjes.

Iedereen weet wel dat de wolf in sprookjes niet verantwoordelijk is voor een happy end. Toch is zijn rol wel noodzakelijk voor een gelukkige afloop, in het sprookje én in ons universele verhaal. De wolf (of andere gedaante zoals de weerwolf, draak of heks), staat symbool voor het negatieve. De wolf is het vleesgeworden kwaad, het duister dat woont in ieder van ons. Het is onze taak om deze eigenschappen te zien voor wat ze zijn. Om ze in de strijd van het menselijke ego de ruimte te geven en te accepteren als onderdeel van ons wezen. Door onze angst voor het donker en dit te willen uitsluiten krijgt het namelijk meer macht over ons. Dan zal onze innerlijke wolf transformeren tot een gevaarlijke, grote boze wolf die op een onbewaakt moment genadeloos toeslaat.

Wanneer we onze innerlijke wolf echter durven te vertrouwen, creëeren we ruimte voor transformatie. Als we onze schaduw accepteren, krijgt het licht in ons ruimte om te groeien. De wolf pakt wat het nodig heeft zonder na te denken over consequenties, ethiek of geweten. Het bevredigt zijn verlangen en is in staat om precies aan te voelen wat het op dat moment nodig heeft. Prachtige eigenschappen voor ieder die moeite heeft gehoor te geven aan het eigen verlangen en zich laat leiden door oordelen of verwachtingen van anderen. De kracht van wolf leert ons luisteren naar onze intuïtie en om trouw te zijn aan onszelf. Hiermee schenken we ons vrijheid waardoor ook geluk de ruimte krijgt. Wanneer we wolf omarmen als krachtdier, zal het loyaal zijn en goed voor ons zorgen.

Tijdens het avondritueel waarbij mijn dochtertje over haar wolvendroom vertelt, flits ik in gedachten terug naar een droom die ik als 3 jarig meisje had. In de droom, die ik me na al die jaren nog levendig kan herinneren, stond ik oog in oog met een wolf in een donker hol. Er flakkerde één kaars, die net genoeg sterkte had om zijn harige kop, op 10 centimeter van mijn gezicht te kunnen verlichten. Ik kan zijn zacht grommende adem nog voelen. Een warme en vochtige luchtstroom, waardoor mijn nekharen in die droomwereld rechtovereind gingen staan. Met terugwerkende kracht vertel ik mijzelf en mijn dochtertje dat ze niet bang hoeft te zijn voor de wolf. Dat dit krachtige dier er altijd voor ons zal zijn en ons zal beschermen wanneer dat nodig is. En met dat vertrouwen, vallen we die avond beide veilig in slaap.

Sprookjeswereld – editie 1 HX magazine

Sprookjeswereld – editie 1 HX magazine

Er was eens een klein meisje, dat zich alleen voelde op deze wereld. Het klinkt als het begin van een sprookje, maar het is het begin van mijn verhaal. Een verhaal wat ik niet zou willen betitelen als een sprookje. Al is het wel een verhaal vol zelfontwikkeling, lopend over een pad vol obstakels en hindernissen. Om toch steeds de kracht te vinden om alle problemen te overwinnen.

Je zou kunnen zeggen dat sprookjes mijn redding zijn geweest. De plek waar ik ervoor gekozen had geboren te worden, was niet veilig. Mijn veiligheid zocht ik daarom in sprookjes. Afgesloten van de boze buitenwereld maar verbonden met een magische wereld waarin bomen kunnen spreken, elfjes echt bestaan, de wind een bewustzijn heeft en alles één is. Hoe eenzaam ik me ook voelde, in sprookjes voelde ik de verbondenheid met het grote geheel.

Een sprookje wordt niet alleen gelezen met je ogen, gehoord met je oren of begrepen met je brein. Sprookjes voel je met je hart en zijn voeding voor je ziel. Deze symbolische verhalen spreken tot ons innerlijk weten op dezelfde manier zoals dromen met ons communiceren in de taal van de symbolen. Dit is dan ook de reden waarom iedereen, waar ook ter wereld, de lessen en wijsheden kan begrijpen. Omdat ze resoneren met de universele waarheid waar wij allen mee verbonden zijn. Ze geven ons vertrouwen wanneer wij ons onzeker voelen en troosten ons wanneer we verdrietig zijn.

Sprookjes zijn oorspronkelijk niet voor kinderen bedoeld, deze verhalen werden verteld als levenslessen voor volwassenen. Veel sprookjes gaan dan ook over zelfontwikkeling en de transformatie die wij allen doormaken als mens. Over de obstakels en hindernissen die wij op ons levenspad tegenkomen en welke we mogen overwinnen. We leren over het kwaad en bouwen vertrouwen op omdat het goede steeds overwint. Eerlijkheid wordt altijd beloond en hoe groot de tegenslag ook mag zijn, uiteindelijk leven we ‘nog lang en gelukkig’. We worden gered door onze prins (en dat we daar als volwassene iets te romantische of zelfs afhankelijke denkbeelden aan over houden is dan weer van latere zorg).

Sprookjes geven ons het vertrouwen en kracht, om alle obstakels te overwinnen. Ze helpen ons af te dalen en contact te maken met de diepere lagen van ons zijn. Verbind je dus eens met het lelijke eendje wanneer je zelfvertrouwen nodig hebt en transformeer tot een mooie zwaan. Stap in de laarzen van klein duimpje wanneer je je te klein voelt om een groot probleem aan te pakken. Het archetype van de prinses is een waardevol karakter wanneer je zachtheid nodig hebt. En ondanks dat de heks in sprookjes vaak een slechte reputatie heeft, geeft ze ons een mooie ingang voor schaduwwerk.

Misschien ben je net als ik van binnen nog steeds dat kleine meisje dat zich soms alleen voelt op deze wereld. Misschien voel je ook de verbinding met alles om je heen én met je hogere zelf. Misschien ben je ook nog steeds zoekende. Weet in ieder geval dat we net zoals in sprookjes altijd de weg naar huis terug vinden. En dat uiteindelijk ons verlangen naar ‘nog lang en gelukkig’ zal worden vervuld. 

Samen uit een lock-down komen is geen sprookje

Samen uit een lock-down komen is geen sprookje

In een land hier ver vandaan, met veel gelijkenissen als het onze, leefde eens een klein volkje. Het land lag tussen heuvels in en had maar één in- en uitweg. Dat gaf ook niet, want de bewoners haalden alles wat ze nodig hadden uit de vallei en uit de beek die er doorheen stroomde. Bovendien waren ze gelukkig met het leven dat ze leefden. Simpel maar tevreden.

Op een dag was de burgermeester van het dorpje op reis gegaan naar de buurlanden van het dorpje in de vallei. Hij wilde gaan kijken wat er beter, sneller en efficiënter geregeld kon worden. Hij bleef meer dan 60 dagen weg. En bij zijn terugkomst was er iets verandert. Hij was verandert. Sommige zeggen dat de sprankeling uit zijn ogen verdwenen was, andere zagen het vooral aan de blos die zijn wangen niet meer zo kleurde als voorheen. Weer andere werden vooral ongemakkelijk bij het nieuwe lachje wat hij op zijn reis had meegenomen. 

Ieder ging door met het leven zoals ze dat kende. Tot er op een vroege lentedag iets verschrikkelijks gebeurde. Niemand weet precies hoe het had kunnen gebeuren maar toen ze in de vroege ochtend ineens allemaal rechtop in bed zaten van een luid gekraak, zou hun leven daarna niet meer hetzelfde zijn. In het donker van de nacht rende ze naar buiten. Ze troffen elkaar in blinde paniek maar zagen niets. De nieuwe maan maakte voor niemand een uitzondering om het bedekte te mogen ontdekken. 

Zo slopen ze uiteindelijk weer terug naar hun warme bedjes. Toen ze allen langer geslapen hadden dan anders en zich nog 5 keer hadden omgedraaid, kropen ze uit hun bedden. Ze kwamen tot te ontdekking dat alles nog steeds donker was. De burgermeester riep iedereen die middag bij elkaar en sommeerde ieder om voor de zekerheid binnen te blijven. En zo gebeurde het. De mensen gingen hun huizen in en bleven binnen. Ondertussen wilde de lente zijn verhaal vertellen maar ook zijn woorden bleven uit. In plaats van groeien naar het licht krulde de natuur zich op in het donker. 

Ook voor de mensen zat er niets anders op dan zich aan te passen aan de situatie. Maar omdat de mensen zich in de lente, net zoals de natuur, moeten laten zien en naar buiten treden werden ze somber. Deze lente was donker, ze mochten niet meer naar buiten omdat er gevaar dreigde, werd er gezegd. En zo bleven ze stilletjes wachten op betere tijden. 

Toen de zomer aanbrak en de zon zijn hoogste punt had bereikt viel er wat licht de vallei binnen. Het leven, hoe ze dat voorheen kende werd voorzichtig weer een beetje opgepakt. De mensen gingen weer aan het werk, al was er op het land niet veel gegroeid. Ze maakten weer voorzichtig een praatje met elkaar maar merkte dat ze niet veel te vertellen hadden. Bovendien voelde het onwennig en vreemd om na de lange stilte te spreken. Het lachen was bij ieder vergaan tot een weemoedige herinnering.

De tijd kroop langzaam voort en zonder deze zomer echt geleefd te hebben, stierf het seizoen op dat moment. Niet met het vallen van het eerste blad, zonder licht en warmte had niets immers kunnen groeien. De zomer sloot zijn ogen toen het laatste sprankje licht uit de vallei was vertrokken. Terug naar het donker maakte de mensen zich op voor de komende kou. Normaal keken ze uit naar de momenten van rust en bezinning. Maar ook dit jaar was dat helemaal anders. 

Het was niet alleen vanwege het feit dat ze weinig te eten hadden, geen zon of weinig vreugde hadden gezien dat ze bang waren. De meeste angst hadden ze gekregen, voor de angst die ze hadden gekregen. Ze wilde niet alleen zijn in het donker met een angstig hoofd vol rampen. Toch konden ze niet anders. De burgermeester sloot ze op in hun huizen. Alleen op bepaalde tijden mochten ze even naar buiten, wanneer het echt niet anders kon. De burgermeester stelde voor dat ze overal kunstlicht zouden aanleggen en voorverpakt voedsel zouden laten komen uit het buurland waar de reuzen woonde.

De angst bij de mensen werd groter want ze wilde geen kunstlicht maar de zonnestralen voelen op hun huid. Ze wilde geen voorverpakt voedsel maar met hun handen in de aarde, het land en de gewassen bewerken. De massale paniek bereikte zijn hoogtepunt op één van de donkerste nachten van het jaar. De mensen huilde in hun huizen en leken verscheurd door het interne donker. Ze keken terug op een triest jaar en het leek alsof alle hoop verloten was. 

Tot het moment waarop iedereen dacht dat het donker hen zou verslinden en de vreugde hen nooit meer zou vinden. Het was tegelijk met het vallen van de eerste sneeuw van de winter. Het leek alsof de witte vlokjes al het licht van de wereld weerkaatste en zo lichtpuntjes van hoop werden die de vallei bedekte. De volgende morgen was een witte winterwereld zichtbaar geworden en hadden de mensen frisse energie gekregen. Het leek alsof ze de angsten die ze collectief voelde onder de deken van sneeuw begraven hadden. 

Stuk voor stuk hadden ze hun interne licht, in die donkere nacht hervonden. Dat licht scheen op vertrouwen en maakte lef en daadkracht wakker. Zo kwam het dat ze op die ochtend een plan maakte. Tegen de wetten en regels van de burgermeester gingen ze door de sneeuw op pad. Ze hadden toch niets te verliezen. Het eten was op, het licht gedoofd, de vreugde en zin voor het leven gesmolten. 

Aan het einde van de vallei stuitten ze op een rotsblok wat het dorp afsloot van de buitenwereld. Het blok was reusachtig groot en het volk zo ontzettend klein. Toch wisten ze dat je met samenwerken tot grootse dingen in staat was. Terwijl de burgermeester zo ongeveer ontplofte van woede staken ze de handen bij elkaar. Het hele volk, van jong tot oud zette hun handen tegen de rots. Op de derde tel leverde hun collectieve inspanning voldoende kracht om het rotsblok opzij te rollen. Daarmee leerde ze dat er niets krachtiger is dan samenwerken. Ze kozen er op dat moment voor om voorbij hun angst te kijken en de regie over hun leven terug te nemen. Vanaf dat ogenblik begon de zon weer de vallei binnen te stralen en bloeide de mensen, evenals de natuur weer op. En de mensen zeggen dat de burgermeester zo kwaad was dat hij ter plekke ontplofte. 

Sprookje van de gekroonde prins

Sprookje van de gekroonde prins

In een land hier niet zo ver vandaan, leefde eens een koning. Hij was de koning van alle mensen die in zijn rijk woonden. Over het algemeen waren de mensen best gelukkig. Ze werkten hard en bereikten veel. De meeste van hen waren alleen erg op prestatie en uiterlijk gericht. Bovendien leefden veel van hen vanuit hun hoofd. Sommige van de mensen hadden werk waar ze heel erg van hielden. Andere hadden een liefdevol gezin om bij thuis te komen of een hechte vriendengroep om hen heen. Weer anderen kregen energie van hun hobby. Maar het gelukkigst waren alle mensen die leefden vanuit hun hart, en van de vrijheden die ze hadden. Al waren ze zich hier tot nu toe nog niet echt bewust van geweest. 

Ze vierden die vrijheid iedere jaar ter nagedachtenis aan een oorlog die lang geleden in het rijk had gewoed. Dat lag voor sommige oudere bewoners nog vers in het geheugen; vergeten deden zij dat nooit. De jongere generatie kende de oorlog alleen van verhalen, en hoewel het hen wel raakte, voelde ze niet ten diepste wat het betekende. 

Een brief uit het land van de zon

Tot er op een koude winterdag een belangrijke brief bij de koning werd bezorgd. Op het papier, wat duidelijk een lange weg afgelegd had, was te lezen dat er een groot gevaar  hun kant op zou komen. De brief was afkomstig uit het land waar de zon vandaan kwam. De zon, die het land ieder jaar weer vulde met de prachtigste bloesems. Dit nieuws was echter zo verschrikkelijk dat zelfs de bloemen er niet meer wilde bloeien. Het grote rijk waar de keizer heerste was overvallen door een beestje. Een beestje zo klein dat het niet met blote ogen te zien was. Een beestje zo klein, maar in de verwoesting die het achter liet, zo onmenselijk groot. 

Het beestje droeg de kroon der vernietiging en liet zich door niets of niemand tegen houden. Het maakte geen onderscheid tussen arm of rijk. Tussen knap of lelijk, succesvol of in de ogen van de maatschappij mislukt. Toen de gastheer met de kroon der vernietiging de weg naar het koninkrijk had gevonden, waren de mensen bang. Dat was ook niet zo gek omdat het onbekende nou eenmaal vaak angst met zich mee brengt. 

Geen dokter maar dienaar

De koning van het land droeg zijn dienaren op om het volk te beschermen. De dienaren wisten alleen niet hoe ze deze verschrikking moesten verjagen. Ze waren zelf immers geen doktoren en wisten helemaal niets van het verjagen van vernietigende beestjes. Ze waren enkel aangesteld om de koning te dienen. De dienaren hadden door de jaren heen steeds meer van de macht geproefd die de koning hen had geschonken. 

Deze dienaren waren misschien geen doktoren, maar wisten wel dat een angstig volk makkelijker de regels opvolgde. In het donker kwamen ze daarom samen, en smeden snode plannen. Terwijl ze meer en meer te weten kwamen over het gekroonde wezentje, bleek deze steeds ongevaarlijker te worden. En hoe ongevaarlijker deze bleek te worden, hoe harder ze hun best deden om de bevolking bang te maken. 

De gekroonde prins bracht de boodschap van het licht

Het wezentje was namelijk gekomen als boodschapper van de koning van het licht. Daarom kwam hij uit de richting van het land waar de zon vandaan kwam. Het wezentje was eigenlijk de gekroonde prins, die de mensen kwam vertellen om het licht weer in hun hart te voelen. Om de mensen te laten weten dat er meer was dan status en prestatiedruk. Om te laten voelen dat het hart gehoord mag worden en niet alleen het hoofd. 

De mensen die de boodschap hoorde, waren niet bang. Hun hart was open voor de liefde. Voor zelfliefde en liefde voor anderen. Ze wisten dat zonneschijn en voeding gevuld met zonnestralen helend waren. Ze voelden dat knuffelen, dansen en zingen hen beschermde tegen ziekte. De dienaren van de koning wisten dit ook. 

Koud, koud hart

Omdat ze graag de macht wilde houden over het volk besloten ze om het volk zwakker te maken zodat hen hart kouder zou worden. Door hen te voeden met angst nam het hoofd het over en zette zo het hart buitenspel. Ze droegen de bevolking op om zich af te schermen door hun gezicht te bedekken. Zo kon ieder sprankje vriendelijkheid in de kiem gesmoord worden. De kinderen mochten niet meer spelen maar moesten afstand van elkaar houden zodat ze op zouden groeien zonder echt contact. Ze wilde de mensen injecteren wanneer hun immuunsysteem op z’n zwakst was.

De gekroonde prins was zo klein dat hij zich niet tegen liet houden door deuren, ramen, gezichtsbedekking of afstand. Toch verboden de dienaren van de koning de mensen om hun huizen te verlaten. Ze vertelden dat de gekroonde prins zo kwaadaardig was dat ze binnen moesten blijven. Dat ze niet meer mochten dansen, lief hebben en knuffelen met elkaar. Zo hoopte ze dat alle mensen ongelukkiger, angstiger, bozer en verdrietiger zouden worden. Voor een hele grote groep van de bevolking werkte dat ook zo. Hun hart werd koud en kil en niet meer gehoord. De angst draaide overuren in hun hoofd en lijf. Dat waren de mensen waar de gekroonde prins zijn verhaal wilde komen vertellen om hen te redden. 

En de mensen dansten en zongen

Toen de mensen zich daarvan bewust werden gingen ze massaal de straten op. Om te zingen en te dansen. Ze waren niet bang voor de gekroonde prins maar dankten hem voor wat hij hen gebracht had. Ze hadden weer geleerd om echt gelukkig te zijn en om te leven vanuit het hart. Ze hadden weer interesse in elkaar en hielpen de ander wanneer dat nodig was. 

De dienaren van de koning waren zo boos toen ze dat zagen, dat hun hart ieder sprankje warmte verloor. Op dat moment was het tijd voor de gekroonde prins om hen te halen en mee te nemen naar de koning van het licht. 

Het meisje, de moeder en de oude vrouw

Het meisje, de moeder en de oude vrouw

Lang geleden werd er op een frisse lenteochtend een heel klein meisje geboren. Ook al was de zwangerschap niet gewenst geweest, ze was toch erg welkom. Haar huid was bleek als een onbeschreven blad en haar haren leken van goud gemaakt wanneer de zon haar hoofd kuste. Al op jonge leeftijd leken haar ogen de wijsheid van de wereld te spreken. Toen ze leerde schrijven bleek ook haar schrift de taal van het universum te kennen. De vader van het meisje overleed al vroeg in haar leven waardoor ze alleen achter bleef met haar moeder.

Haar moeder raakte verbitterd door verdriet en het leven viel haar zwaar. Op de dag waarop de eerste sneeuw zich aandiende klopte een vreemdeling op de deur. Moeders ogen leken te stralen zoals ze dit nog nooit eerder had gezien. De volgende ochtend, nog voor de eerste zonnestralen waren ontwaakt, leek het alsof de onbekende bezoeker zich nooit had aangediend. En met zijn vertrek bleek haar moeder te zijn veranderd in steen. Het meisje wist dat ze hulp moest halen om haar moeder te bevrijden. 

Ze keerde haar ouderlijk huis de rug toe en begon te lopen. De lange tocht die ze maakte op zoek naar haar moeders verlossing bracht haar overal. Van de hoogste toppen tot de diepste dalen. Over uitgestrekte vlaktes en diepe, donkere wouden. Op haar pad leefde ze van wat ze tegen kwam. Zo plukte ze appels van de bomen die ze langs de velden zag. Soms liepen er ook mensen een tijdje met haar mee en dan deelde ze samen een brood. Zo had ze nooit veel maar toch altijd genoeg om van te leven. Ze zocht overal, maar omdat ze niet precies wist hoe het er uit zag wat ze zocht, werd ze soms bang. Dan huilde ze tot haar tranen op waren. Op bepaalde momenten was ze overtuigd dat ze het wel zou weten wanneer ze het vond, maar die vlagen, vlogen dan ook snel weer voorbij. Dan bleef ze alleen met haar angsten achter, een gevoel wat ze zo goed kende. 

Op een dag, toen ze zo moe was van het zoeken dat haar voeten haar niet meer dragen konden, was ze aangekomen bij het diepste, donkerste woud wat ze ooit gezien had. Haar laatste reisgenoot was al lang afgeslagen en ondanks deze beproeving twijfelde ze geen moment. Een verlangen ontwaakte in haar en vanuit haar bekken voelde ze iets opborrelen. Een gevoel dat zich uit leek te strekken door haar hele lijf. Terwijl ze liep voelde het alsof ze door een onzichtbare kracht van het donkere pad af werd getrokken, nog dieper het woud in. Toen ze dacht dat ze de weg nooit meer terug zou kunnen vinden, zag ze ineens een huisje. Het zag er verwaarloosd uit maar toch brandde er enkele kaarsen. Alsof er iemand woonde die zich er niet werkelijk thuis voelde. In de hoek van de kleine kamer bevond zich een luik. Met veel gekraak ontvouwde zich een doorgang met een lange donkere trap. Ze pakte een brandende kaars om haar te vergezellen op haar weg naar beneden. Als in een visioen zag het meisje haar grootmoeder voor zich verschijnen die haar een witte lelie liet zien en liefdevol naar haar lachte. 

Beneden aangekomen zag het meisje een zware deur met een oude sleutel in het slot. De sleutel was weliswaar wat vastgeroest maar de deur opende zich voor het meisje. In de ruimte waar ze zich in bevond, stond een grote, oude spiegel. Terwijl het meisje daar in keek zag ze zichzelf ouder worden en moest aan haar moeder denken. Ondertussen werden de fijne lijntjes op haar gezicht dieper en haar huid dunner. Ineens zag ze weer haar grootmoeder voor zich in de spiegel, ze vertelde haar dat ze hier niet eerder had kunnen komen en dat de zoektocht hoorde bij het pad dat ze had moeten gaan. Dat haar moeder niet de vrouw was die ze moest redden maar dat zij het zelf was die gevonden moest worden. Tranen druppelde over haar wangen en toen ze weer op keek was haar oma verdwenen. Het meisje was een vrouw geworden en voelde een vuur in zich branden als nooit te voren. Alles wat ze al wist maar vergeten was kwam als vanzelf naar boven. Ze draaide zich om en toen ze de trap op liep naar boven wist ze dat het goed was. 

Terwijl ze de deur van het huisje weer achter zich sloot kwam er als bij toverslag een rood paard op haar af lopen die knielde voor haar voeten. Ze besteeg het paard en samen galoppeerde ze er vandoor. Toen ze nog een laatste keer omkeek zag ze dat het huisje was verdwenen en in galop reed ze met haar lange haren in de wind, de horizon tegemoet.